Minister: Actie pro Palestijnen bij De Pijler was laat gemeld, maar geen reden in te grijpen

De pro-Palestijnse demonstratie die 22 april leidde tot rumoer bij kerkgebouw De Pijler, was door de organisatoren vooraf gemeld bij de gemeente, maar zo kort tevoren dat het niet meer mogelijk bleek de bezoekers van de bijeenkomst waartegen die demonstratie was gericht, te waarschuwen Dat antwoordt minister David van Weel van Justitie na overleg met de gemeente op Kamervragen van ChristenUnie, JA21 en SGP. Maar hij weigert een oordeel uit te spreken.
De drie fracties trekken partij voor die bezoekers en wilden weten wat de minister doet om gemeenten in zulke gevallen te ondersteunen. Het antwoord is kort samengevat dat de minister daar niet over gaat. Het toezicht op het gebruik van het demonstratierecht is een zaak van de burgemeester, die eventueel overlegt met de politie en het Openbaar Ministerie en verantwoording aflegt aan de gemeenteraad, aldus Van Weel.
In dit geval had de politie de bezoekers van de bijeenkomst - met als spreker een predikant van Christenen voor Israël die de acties van Israël in Gaza verdedigt - geadviseerd na afloop binnen te blijven. Na drie kwartier vertrok iedereen zonder noemenswaardige incidenten, aldus de politie zelf. De drie Kamerfracties spreken echter van het opsluiten van onschuldige burgers en willen de mening van de minister weten.
Vreedzaam
“Uiteraard vind ik het onacceptabel wanneer bezoekers niet meer naar een bijeenkomst durven. De bezoekers van een bijeenkomst oefenen immers hun recht op vrijheid van meningsuiting uit. Ook dit recht verdient bescherming,” schrijft Van Weel. “Tegelijkertijd hebben demonstranten het recht om vreedzaam te demonstreren. Zowel de vrijheid van meningsuiting als het demonstratierecht zijn essentieel in een democratische rechtsstaat en verdienen bescherming.”
En ook hier: “Hoe in een concrete situatie een afweging gemaakt wordt om beide rechten te faciliteren is aan het lokaal gezag.”
Evenmin laat hij zich uit over de vraag of die avond de wet is overtreden. Het is aan justitie om die inschatting te maken en aan de rechter om daarover te oordelen, aldus de minister.